Orgel

Het Witte Kerkje kende in de loop der tijd verschillende orgels: een interessante geschiedenis.

Maarschalkerweerdorgel
Bij het gereedkomen van het kerkgebouw in 1894 is een orgel geplaatst door de firma Maarschalkerweerd. Het was een bescheiden instrument, waarvan weinig bekend is. Uit een oude tekening blijkt dat het opgesteld was boven het portaal in de toren en dat het aan de achterzijde werd bespeeld. De huidige balkons waren nog niet geplaatst en een eenvoudige trap voerde naar de boog aan de rechterzijde; daar bevond zich de speeltafel. Het moet een mechanisch instrument geweest zijn met vier à zes stemmen en een aangehangen pedaal.

Van Damorgel
In 1916 is een nieuw orgel in gebruik genomen. Het werd geschonken door mevrouw Jonker en vervaardigd door N.A. van Dam te Utrecht. Het orgel was voorzien van een pneumatische tractuur, bezat achttien registers, verdeeld over twee klavieren en een vrij pedaal en werd bespeeld vanaf een vrijstaande speeltafel. Deze was geplaatst op het linker balkon. De beide balkons zijn in dezelfde periode toegevoegd.

Elektronisch orgel
Het Van Damorgel heeft dienst gedaan tot 1969. Toen waren de gebreken zo frequent en ernstig, dat -mede gezien de artistiek geringe waarde- besloten werd het instrument buiten gebruik te stellen. Om betreurenswaardige redenen werd toen een elektronisch ‘orgel’ aangeschaft, dat overigens in zijn soort niet eens slecht was. Aan het eind van de zeventiger jaren bleek de elektronica zowel versleten als achterhaald.

Huidige, samengestelde orgel
Het bestuur van de Nederlandse Protestanten Bond nam een principebesluit tot de bouw van een mechanisch orgel van bescheiden omvang, maar van onverdachte kwaliteit. Dit plan kwam in een stroomversnelling toen door allerlei toevalligheden, voor weinig geld, de hand kon worden gelegd op historisch materiaal. Met inzet van veel gemeenteleden en deskundigheid van orgelbouwer Elbertse te Soest kon het huidige orgel worden gerealiseerd. Het werd in januari 1981 officieel in gebruik genomen tijdens een concert door de Soester organist Gert Muts.

Beschrijving:
De windlade en de eikenhouten Subbas (Bourdon 16′) zijn van de Firma Bätz-Witte en zijn afkomstig uit het orgel dat deze orgelbouwer in 1854 afleverde voor de Remonstrantse Kerk aan de Hooglandse Kerkgracht te Leiden. De rest van het pijpwerk (614 stuks) dateert van 1862. Het werd gemaakt door de Firma Flaes en Brünjes voor de eveneens Remonstrantse Kerk aan de Laan te Den Haag. Orgelbouwer Flaes is afkomstig uit de school van Bätz en bouwde op een manier die veel overeenkomsten met zijn leermeester laat zien. Het bleek helaas niet mogelijk een historisch verantwoorde reconstructie te bewerkstelligen: wel ontstond een instrument met veelzijdige toepassingsmogelijkheden, dat zijn 19e -eeuwse karakter niet verloochent, ondanks een dispositie die anders doet vermoeden. Oorspronkelijk was de windlade gebouwd voor een een-klavier orgel met aangehangen pedaal, een ontwerp dat in die periode dikwijls werd toegepast. Wel was de windlade voorzien van twee kleppenkasten, een constructie waarmee een deel van de registers door middel van een afsluiter (voettrede) kon worden aan- en uitgeschakeld. Besloten werd om elke kleppenkast vanaf een eigen klavier bespeelbaar te maken. Daartoe werd het nog aanwezige walsraam van Bätz-Witte in tweevoud gekopieerd. Voor het pedaal werd door de Firma Elbertse een nieuwe windlade gebouwd met plaats voor twee stemmen. Het geheel werd ondergebracht in de bestaande kast van N.A. van Dam uit 1916. De windvoorziening werd gevormd door de nog aanwezige windmachine en magazijnbalg. Deze voorziet het pedaal van wind met een druk van 80 mm waterkolom; daarnaast liggen in de orgelkas nog twee balgen: één voor het hoofdwerk (klavier 2) die een druk levert van 70 mm en de andere ten behoeve van het Positief (klavier 1) met een druk van 60 mm. Tijdens de dienst van Witte Donderdag 1995 begaf de bijna 80 jaar oude balg het. Weersinvloeden door de nabijgelegen buitenmuur bleken fataal. Was in 1980 de hoofdbalg sluitpost op een zeer krappe begroting, in 1995 bleek er voldoende bestemmingsreserve te zijn om een fraaie nieuwe balg te laten ontwerpen en bouwen. In augustus van hetzelfde jaar kon deze nieuwe balg reeds worden geplaatst. Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om een in 1980 gedisponeerd register te vervangen. Het hoofdwerk werd oorspronkelijk bekroond met een 2- sterke Mixtuur. Deze bleek in de praktijk te hoog van samenstelling; besloten werd het register te vervangen door een Quint 2 2/3 voet.

Definitieve dispositie:

Klavier 1:Holpijp8 voet
Roerfluit4 voet
Prestant2 voet
Klavier 2:Prestant 8 voet
Octaaf 4 voet
Quint2 2/3 voet
Fluit2 voet
Terts1 3/5 voet
Octaafje1 voet
Kromhoorn8 voet B/D
Pedaal:Subbas16 voet
Trompet8 voet
Koppelingen:Klavier 1 aan Klavier 2 (drukkoppel)
Klavier 1 aan Pedaal
Klavier 2 aan Pedaal
Tremulant klavier 1 (doux)
Tremulant klavier 2 (fort)

Stemming: (gemodificeerde) Werckmeister III (gis verlaagd) A=440

Overige muziekinstrumenten

Behalve het fraaie orgel zijn aanwezig een Steinway concertvleugel (type D 270), een huiskamervleugel, een Rippen piano en een historisch drukwind harmonium (Debain 1873).

De concertvleugel is recentelijk voorzien van een geheel nieuwe mechaniek, nieuwe besnaring en nieuwe stempennen.
De huiskamervleugel is eenvoudiger maar van goede kwaliteit.
De Rippen piano is makkelijk verrijdbaar en geregeld in gebruik bij koorrepetities.

Het harmonium is een bijzonder instrument. Het is gebouwd door de uitvinder van dit type instrument, waarvoor in de 19e eeuw grote belangstelling bestond bij menig componist.
B.v. César Franck, Widor, Saint Saens, Reger, Rossini hebben voor dit instrument geschreven. Het betrof veelal salonrepertoire al of niet in combinatie met piano. Een bekend voorbeeld is de Petite Messe Solennelle van Rossini, een werk voor koor, solisten, twee piano’s en harmonium.
Onderstaande link laat een uitvoering zien in het Concertgebouw. Op 57.00 minuut begint de bekende Preludio Religioso, een solostuk voor het harmonium.